Leverkanker bij stofwisselingsziekten: PNPO en Tyrosinemie onderzocht

In dit onderzoek richten we ons op twee zeldzame stofwisselingsziekten: PNPO-deficiëntie en Tyrosinemie type 1. Kinderen met deze aandoeningen hebben een verhoogd risico op leverkanker, maar het is nog niet goed bekend hoe dat precies ontstaat, en waarom sommige patiënten meer risico lopen dan anderen.
PNPO-deficiëntie en vitamine B6
PNPO-deficiëntie is een ziekte waarbij kinderen ernstige vormen van epilepsie krijgen, vaak al vlak na de geboorte. Deze aanvallen zijn moeilijk te behandelen met gewone medicijnen. Gelukkig helpt het vitamine B6-preparaat pyridoxaal fosfaat meestal goed. Maar uit eerste observaties blijkt dat als kinderen dit medicijn langdurig als capsule innemen, ze leverschade en zelfs leverkanker kunnen ontwikkelen. Dat is zorgwekkend, en de oorzaak is nog onbekend.
Onderzoekers vermoeden dat darmbacteriën het medicijn afbreken tot een schadelijke stof. Deze stof lijkt sterk op fumarylacetoacetaat, een bekende veroorzaker van leverkanker bij de ziekte Tyrosinemie. In dit project gaan we bloed en urine van PNPO-patiënten analyseren om te kijken of deze schadelijke stoffen ontstaan – en of dit afhangt van hoe het medicijn wordt toegediend (via capsule of infuus). Daarna wordt onderzocht of de stoffen ook daadwerkelijk leverkanker kunnen veroorzaken in een muismodel. Uiteindelijk hopen we een veiligere vorm van toediening te ontwikkelen.
Tyrosinemie type 1: waarom niet iedereen dezelfde risico’s heeft
Bij Tyrosinemie type 1 kunnen kinderen tyrosine – een bouwstof uit eiwitten – niet goed afbreken. Daardoor ontstaan gevaarlijke tussenproducten, waaronder fumarylacetoacetaat, die leverschade en kanker veroorzaken. Patiënten krijgen het medicijn Nitisinone dat deze schadelijke stoffen helpt voorkomen. Toch zien we dat sommige kinderen ondanks behandeling meer risico lopen op leverproblemen dan anderen.
In dit project onderzoeken we welke metabolieten (stoffen in bloed en urine) samenhangen met het ontstaan van leverschade bij Tyrosinemie. Zo willen we ontdekken waarom sommige kinderen gevoeliger zijn dan anderen. Die kennis helpt ons om de behandeling in de toekomst meer op het individu af te stemmen.